Vier eeuwen Sinter Niclaesmarckt op de Dam
Slickerdemickjes eten en sotterniën kijken
Eeuwenlang was de jaarlijkse Sinterklaasmarkt op de Dam het belangrijkste openbare aspect van de Sinterklaasviering. Het duurde van 's middags 5 december tot in de kleine uurtjes van de volgende dag. Al te steile calvinistische stadsbestuurders of al te strenge dienders kregen de vrolijke traditie er niet onder.
‘Die Plaetse’ heette het stadsplein nog, de plek waar het gebeurde, toen daar in de late Middeleeuwen de traditie van de jaarlijkse Sinterklaasmarkt op 5 december een aanvang nam. Er zijn beschrijvingen van het plein uit 1480 en tien jaar later, die Jan ter Gouw opdiepte uit het stadsarchief. Hij publiceerde er al over in 1862, toen hij een schooltje bestierde en nog moest beginnen aan zijn Geschiedenis van Amsterdam.
Eind 15de eeuw woonden er circa 10.000 mensen in de stad, die nog bescheiden van omvang was. Amsterdam zat ingeklemd tussen de net gegraven achterburgwallen; die van de Nieuwe Zijde zou veel later - na te zijn gedempt - worden omgedoopt tot Spuistraat. De Dam was ook veel kleiner dan nu. Het middeleeuwse stadhuis stond een stuk naar voren en de rooilijn sloot aan bij de westzijde van de aanpalende Kalverstraat. Daarnaast stonden huizenblokken richting de Nieuwe Kerk. Het plein werd deels ingenomen door een waaggebouw, waarachter weer huizenblokken waren gebouwd, terwijl er aan de zuidzijde van het huidige plein nog een ruimte was open gelaten die de Middeldam werd genoemd. Waar nu De Bijenkorf staat was toen de vismarkt. Het Damrak lag vol met schepen. Aan de overzijde van het water heette de kade de Vijgendam, omdat men daar een lading bedorven vijgen in het water had gekieperd om de weg te verbreden. Om onduidelijke redenen zou men later de hoek bij het beurspoortje Vijgendam noemen. De ‘Sinter Niclaesmarckt’ begon op de middag van 5 december. Tussen Damrak en Rokin stond dan een dubbele rij kramen, waar allerlei heerlijkheden werden verkocht. ‘Sint Nicolaescoeck’ ging er dan zo gretig van de hand dat Amsterdammers in de rest van Holland wel bekend stonden als koeketers. ‘Honingtaert’, zoals taaitaai genoemd werd, vond ook gretig aftrek. Voor de wat rijkere klandizie was ‘amandelbroot’ in trek, banketstaven dus. Nog iets duurder was ‘massepeyn’, een lekkernij die eigenlijk bij een andere heilige hoorde - marsepein is afgeleid van Marci panis, ofwel brood van Marcus - maar daar deed men niet moeilijk over.
1861 - Staalgravure
Een van de weinige beelden van Sinter Nicklaesmarktt is deze staalgravure van Charles Rochussen uit de Almanak voor Holland, 1861 van Jacob van Lennep
De hele nacht feest
De Vijgendam was het domein van hen die niet zoveel te besteden hadden. Daar stonden rijen met kruiwagens gevuld met koekjes (‘slickerdemickjes’). Daar krioelde het ook van zingende kinderen. Aan de kant van het stadhuis waren andere vormen van vermaak. Van toneelspelers die ‘sotterniën’ opvoerden tot standwerkers die met veel kwinkslagen het publiek zalfjes aansmeerden. De beroemdste kwakzalver was toen meester Kokadoris.
’s Avonds ging de volwassen jeugd het beeld bepalen, jongens en meisjes die gearmd liederen zingend door de stad trokken. De goedheiligman was namelijk ook een ‘hylickmaker’. Nog later sloten zeelui zich bij hen aan, die eerst in de kroeg op het heil van de goedheiligman - hun schutsheilige - hadden gedronken. Dat ging de hele nacht zo door. Tot 1836 heeft de Sinterklaasmarkt het uitgehouden, want toen werd de ruimte waar de kraampjes stonden, ingenomen door een tijdelijk beursgebouw omdat de oude beurs van Hendrick de Keyser te bouwvallig was geworden. De glans was er toen al af: de verkoop van Sinterklaasgoed had zich grotendeels verplaatst naar winkels. Toch is het een wonder dat de Sinterklaasmarkt het zo lang heeft uitgehouden. Natuurlijk lieten op zo’n drukke feestelijke markt bedelaars zich nadrukkelijk zien, hetgeen de overheid maar matig kon waarderen. En natuurlijk waren er ook zakkenrollers in de weer, hetgeen door de overheid nog minder op prijs werd gesteld. En al dat gehos in de nacht hield de brave burgers maar uit de slaap. Maar maatregelen daartegen hielden weinig uit: de traditie won het.
Schout Sint-Nicolaas
Na de Alteratie hadden de stadsbestuurders weinig op met katholieke heiligen, maar ze maakten voor de Sint een uitzondering. De markt mocht blijven, al drong de calvinistische kerkenraad er elk jaar op aan om er een eind aan te maken. Wel werd verordend dat de markt gesloten moest worden als de poortklokken luidden (om 9 uur ’s avonds), maar erg veel werk om die maatregel te handhaven werd er niet ondernomen.
Dat leek even te veranderen, toen steile calvinisten tussen 1617 en 1622 de macht op het stadhuis in handen hadden. In 1620 was de niet zo strenge schout overleden en burgemeester Frederick de Vrij - die het schoutambt tijdelijk moest waarnemen - mobiliseerde vervolgens het hele apparaat om de keuren naar de letter na te doen leven. Tal van koekverkopers gingen op de bon, en bij niet betalen werd de koopwaar in beslag genomen. Deze dwingelandij moest De Vrij bekopen met de bijnaam Schout Sint-Nicolaas.
Als er een pestepidemie was, zoals in 1638, ging de markt niet door. Dat was te billijken. Maar toen er in 1663 weer streng opgetreden werd tegen het avondlijk Sinterklaasvieren, werd dat door de jeugd niet gepikt en kregen de rakkers van de schout er niet alleen met pepernoten van langs. Deze ‘opstand der elfjarigen’ moet wel enige indruk hebben gemaakt, want daarna verslapte het toezicht weer.
De Sinterklaasmarkt verdween, maar het traditionele gehos van jongeren heeft nog langer bestaan, zoals blijkt uit een berichtje uit dagblad De Tijd in 1883. "Eenige knapen, die in de Nes en op de Vijgendam wat al te luidruchtig den St. Nicolaasavond vierden, kwamen in conflict met de politie, die van haar wapens gebruik moest maken. Eenigen der rustverstoorders werden gekwetst. Het geval veroorzaakte in dit drukke gedeelte der stad groote opschudding." Net als in 1663 wist het wereldlijk gezag niet om te gaan met het gezag van de Sint. Maar het is goed gekomen: sinds 1934 doet hij zijn intocht in de stad op een politiepaard.
Auteur: Marius van Melle
Bron teksten: www.onsamsterdam.nl