Nieuwe elementen/ pedagogische aspect
De Stoomboot / Aankomst
De stoomboot uit Sint-Nicolaas en zijn knecht (1901)
Dat Jan Schenkman, een Amsterdammer die in de Jordaan onderwijzer was op een Stadsarmenschool, een Sinterklaasboek heeft geschreven, is niet verwonderlijk. Ten eerste was zijn nevenfunctie tekstschrijver en ten tweede was Amsterdam de plaats waarvan Sint Nicolaas al in de middeleeuwen beschermheilige was. De goedheiligman stond bekend als beschermer van de zeevaarders, handel en kinderen. Amsterdam was historisch gezien de belangrijkste handelsplaats van Nederland en kon de beschermende kwaliteiten van Sint Nicolaas goed gebruiken.
Schenkman introduceerde met zijn vers en bijhorende prent ‘Zie ginds komt de stoomboot’ de jaarlijkse Sinterklaasintocht in Amsterdam.
Pas in 1912 plakte Johan de Veer twaalf van Schenkmans regels op een Duits volkslied (im märzen der bauer) en zo ontstond het Stoombootlied dat elke Nederlander kent.
Amsterdam is ook wel ‘de hoofdplaats der sinterklaasvreugd’ genoemd. Maar waarom gebruikte Schenkman de stoomboot als vervoermiddel van Spanje naar Nederland?
Specerijen, sinaasappels, mandarijntjes en ander soort handel werden in de 17de eeuw in Nederland aangevoerd vanuit Spanje. Dat hem in onze streken een Spaanse afkomst werd toegedicht, had te maken met het feit dat Zuid-Italië, waar zijn gebeente werd vereerd, indertijd deel uitmaakte van het Spaanse rijk. Keizer Karel V en zijn zoon Filips II waren naast koning van Spanje ook heerser over het Rijk der Beide Siciliën, zoals het toen genoemd werd
In de tweede helft van de negentiende eeuw was de stoomboot een ontzettend modern vervoermiddel. Een radarschip met een grote zwarte pijp én nog met zeilen. In 1816 was voor het eerst een stoomschip uit Engeland de Amsterdamse haven binnen varen.
Het 'paard' van de knecht
Op de eerste prenten uit de boekjes, zit de knecht op een paard afgebeeld (gelijkwaardig aan de Sint). later in de herdrukken raakt echter de knecht zijn paard kwijt. Bij de intochten begin negentiende eeuw, zien we in beeld en foto materiaal dat de 'knechten' ook te paard rijden.
Hop Hop Hop paardje in galop'
Negentiende-eeuwse pedagogiek
Vóór de Reformatie werd er op 6 december een groot feest gevierd: de heilige bisschop Sint Nicolaas werd vereerd. Natuurlijk in een uitermate roomse saus. Na de Reformatie is geprobeerd dit feest in de gereformeerde gebieden uit te roeien, maar het feest bleek te zeer ingeslepen te zijn. De inhoud van het feest wijzigde wel in de loop der tijd. In de zeventiende (Schilderij uit 1703) en in de achttiende eeuw kwam het beeld op van bisschop Sint Nicolaas te paard die geschenken en roe/gard aan de kinderen uitdeelt (centsprenten). Door de eeuwen heen beloonde de 'gevers' en 'vertolkers' de goede kinderen met lekkernijen en geschenken en bij stoute kinderen kregen ze de roe/gard in hun schoen of klomp. Er was ook aandacht voor de arme kinderen. Bij het schoentje zetten in een kerk, deden rijke mensen wat extra's in de schoenen van de armen en de opbrengst werd zo verdeeld onder de armen. Deze 'pedagogische' elementen, heeft Jan Schenkman met een 'stempel' in zijn prentenboek verwerkt en zijn gestoeld op de opvoedingsidealen van de gegoede burgerij in die tijd. Voor het eerst ging men zich om arme kinderen bekommeren. Sinds de middeleeuwen waren er wel weeshuizen, maar verder werd er nauwelijks omgekeken naar kansarme kinderen. In de negentiende eeuw was er op grote schaal aandacht voor het individuele kind. Christelijke instellingen richtten (her)opvoedingstehuizen op, waarin arme kinderen opgevoed werden tot deugdelijk burger. De laatste twee regels van Schenkmans vers (aankomst) herinnert aan de opvoedkundige normen van die tijd: ‘..Wie zoet was, krijgt lekkers; Wie stout was, een roe.’
Het pedagogische aspect van Sint Nicolaas
Afb. Links: Als je stout was geweest, 'moest' je in de zak mee naar Spanje. Hier staan ouders verschrikt te kijken en smeekt het zusje Sint Nicolaas om medelijden met haar broertjes te hebben.
Afb. Rechts: Sinterklaas betrapt deze jongen, terwijl hij stiekem een koekje uit de trommel gepakt had. Dat mogen kinderen niet zonder te vragen. Hij wordt daarom in de zak gestopt.
Bij een arm kind / Bij een rijk kind
In de vers 'St. Nikolaas bij een rijk kind', hieruit kunnen we opmaken dat St. Nikolaas (de gevers van de geschenken) iets extra's gaven aan de rijke kinderen, en dat ze ook zo aan de armen moeten denken.
Sint Niklaas! kom binnen,
'wat moois brengt gij mee?
Graag had ik een boekje!...
'ik schenk er twee.
'Het een zal u leeren,
'Dat Godsvrucht en deugd
'Meer waard zijn dan schatten,
'De bron zijn van vreugd.
'Het tweede toont klaar u,
'wat vreugd men geniet,
'zoo men van zijn' rijkdom
'Ook d' armen biedt
Wat staat er in het grote boek
De Sint schrijft alles op in zijn 'grote' boek: Sint hoort alles, hij luistert altoos! hem kan men niet foppen, geloof mij oprecht, wat hij niet gezien heeft vertelt hem zijn knecht! Ook dit zien we terug in diverse landen, bijvoorbeeld ook in Tsjechië waar de Čert (duivel) en Anděl (engel) alles blijken te weten.
Sint Nikolaas / dé 'gevers' bedanken!
Wat ook een groot sociale aspect is het bedanken van de geschenken en presentjes van de Sint en zijn knecht of van de 'gevers' zelf. in de vers St. Nikolaas in den boekwinkel, Staat het volgende: 'k gaf hem en zijn knecht dan een hand en een zoen!
Sint Nikolaas en zijn knecht vertrekken
Op het einde van het boek vertrekt de Sint samen met zijn knecht in een luchtballon. In een latere uitgave door uitgever Bom zijn de prenten opnieuw getekend en vertrekt St. Nikolaas en zijn Knecht per trein. Ook dit waren in die tijd moderne vervoersmiddelen.